Vriendschap met China is niet nodig, nodeloze escalatie nog minder
Terwijl China zijn mondiale ambities steeds nadrukkelijker op het wereldtoneel projecteert, is de Europese Unie naarstig op zoek naar een nieuwe internationale positionering. Nu de politieke en economische relaties met de Verenigde Staten onder druk staan en het bondgenootschap niet langer vanzelfsprekend is, wordt ons geregeld de vraag gesteld – onder andere door leden van de Tweede Kamer – of Nederland vrienden met China moet worden en hoe we die relatie kunnen verbeteren. Ons antwoord: vrienden worden met China hoeft niet, en kan ook niet op korte termijn. Maar Nederland moet wél nadenken over hoe we de ruimte voor eigen autonomie beter kunnen bewaken en hoe we de relatie met China niet nodeloos compliceren. Zeker nu de handelsoorlog tussen China en de VS weer is opgelaaid, en de machtsstrijd rondom chipmaker Nexperia laat zien dat Nederland dreigt klem te raken tussen de twee grootmachten. Drie punten zijn daarbij van belang.
Ten eerste moet Nederland, en ook de Europese Unie, aanvaarden dat er nieuwe geopolitieke realiteiten zijn. Er is steeds minder strategische ruimte en invloed om de wereld aan te passen aan onze voorkeuren. Er woedt een geopolitieke strijd tussen grootmachten, gericht op militaire, technologische en economische dominantie, waarbij de ruimte voor een effectieve waardenpolitiek gering is. China en het mondiale Zuiden laten zich niet de les lezen. Van de VS is geen steun te verwachten: de regering-Trump houdt zich niet bezig met het bevorderen van democratie of mensenrechten, en eerdere regeringen deden dat op hun best op selectieve en gebrekkige wijze. Het is daarom zaak om ruimte die we hebben niet nog kleiner te maken dan die is.
Net als dromen van utopische vriendschap helpt het aanwakkeren van vijandbeelden ons niet. Een voorbeeld zijn recente uitspraken van Mark Rutte als secretaris-generaal van de NAVO. Die schetste bij meerdere gelegenheden een beeld van China als een land dat in staat en bereid is Rusland tegen Europa op te zetten om de aandacht van de NAVO af te leiden bij een Chinese aanval op Taiwan. Zulke uitspraken zijn provocerend en versterken een negatieve dynamiek die de kans vergroot dat het ingeroepen vijandbeeld werkelijkheid wordt. Voor Europa en Nederland verkleinen ze de strategische autonomie en werken ze contraproductief.
Ten tweede moet Nederland de eigen belangen niet vereenzelvigen met die van de Verenigde Staten. Washington streeft een fundamenteel ander doel na: het behoud van zijn hegemoniale machtspositie in de wereldorde. Europa – en Nederland in het bijzonder – moet zich concentreren op de eigen belangen, die soms wel en soms niet overlappen met die van de VS. De ontwikkelingen zoals die rondom chipfabrikant Nexperia vormen in dit opzicht een belangrijke testcase. Nederland zal een eigen koers moeten varen – los van en naast die van Washington – waarbij het zijn economische en veiligheidsbelangen op legitieme wijze afbakent en overtuigend aan de buitenwereld weet uit te leggen. Dat vraagt om strategisch oordeelsvermogen, evenwichtigheid en een zorgvuldige afstemming tussen de betrokken departementen. Hoe complex dat in de praktijk kan zijn, blijkt uit de duikbotenaffaire van 1980. Toen verleende het ministerie van Economische Zaken, tegen de expliciete wens van Buitenlandse Zaken in, een exportvergunning voor onderzeeboten aan Taiwan. Het gevolg: langdurige schade aan de diplomatieke betrekkingen en handelsrelaties met China, teleurstelling in Taiwan vanwege het uitblijven van verdere leveranties, en een reeks slepende binnenlandse rechtszaken die tot ver in de jaren daarna doorwerkten.
Minstens zo belangrijk is het om binnen NAVO-verband waakzaam te zijn. Nederland moet voorkomen dat het in een conflict gesleurd wordt waarbij het niet gebaat is of onvoldoende belang heeft. Een langdurige oorlog tussen de VS en China die mensenlevens kost, mondiale handelsroutes stillegt, en vrijheden en autonomie inperkt, is niet in ons belang, net zomin overigens als een plotseling onderonsje tussen Xi en Trump waar Europa buiten wordt gehouden.
Dat laatste zou niet voor het eerst zijn. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Nederland het nakijken toen Roosevelt en Churchill in het geheim afspraken maakten met China, hun nieuwe bondgenoot, over een herziening van de onderlinge betrekkingen. Ook Nixon liet Europa links liggen toen Washington tijdens de Koude Oorlog unilateraal besloot de diplomatieke relatie met de Volksrepubliek China te ontdooien. Bij strategische autonomie hoort niet alleen het zich wapenen tegen autocratieën, maar ook het zich zekeren tegen de grillen van een onberekenbare en opportunistische grootmacht, ook al is dat een bondgenoot.
Ten derde is kennis van China essentieel. Ongeacht of China vriend of vijand is, of iets daartussen, goede en up-to-date kennis van het land is belangrijker dan ooit. Een sterke kennispositie laat grotere bewegingsruimte toe, ongeacht hoe de mondiale orde en onze relatie met China zich verder ontwikkelen. Bij geopolitieke luwte komt brede Chinakennis ten goede aan potentiële samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en het reguleren van kunstmatige intelligentie, die gunstig is voor Nederland.
Bij een geopolitieke storm voegen een sterke informatiepositie en actuele ingangen in China waarde toe aan de Nederlandse rol binnen NAVO en als eventuele bondgenoot van de VS in een conflict met China. Europa en Nederland moeten de toonaangevende positie op het gebied van Chinakennis, die ze nog altijd hebben, verankeren en versterken. Daarvoor is ten minste een werkrelatie met China nodig die uitwisseling tussen Nederlandse en Chinese gesprekspartners mogelijk maakt.
Het aanwakkeren van vriend- of vijandbeelden leidt tot minder autonomie, in plaats van méér. Het is van belang dat Nederland de negatieve en positieve kanten van China niet overdrijft, en dat het beperkte maar realistische doelen stelt in de relatie. Het focussen op de eigen belangen vanuit een pragmatische maar tegelijkertijd duurzame opstelling is een zinvolle richtlijn. Nederland, net als de EU als geheel, bevindt zich in een geopolitiek zwakke positie. China hoeft niet onze vriend te zijn, maar verslechtering van de status quo en nodeloze escalatie zijn nog minder in ons belang. De belangrijkere vraag is dan ook wat wij eraan kunnen en móéten doen om dat te voorkomen.
Artikel door Vincent Chang en Frans-Paul van der Putten. Oorspronkelijk verschenen als opiniestuk in NRC op 14 oktober 2025. Klik hier om naar het stuk op de site van NRC te gaan.

Foto: RaBoe/Wikipedia
